Op 28 mei 2021 heeft de rekenkamer zijn rapport gepresenteerd aangaande de ondermijnende criminaliteit. Conform de verordening Rekenkamer Rotterdam art. 12 lid 4 behandelt de raad een rapport van de rekenkamer binnen drie maanden na ontvangst. Daarbij stelt de raad een termijn vast waarbinnen het college van Burgemeester & Wethouders met een plan van aanpak dient te komen ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen.
Qua conclusies kunnen wij ons namens Nesselande.info hier volledig in vinden; besteed meer aandacht aan preventie!
Doel- en vraagstelling van het rekenkamerrapport
De rekenkamer wil met dit rapport inzicht geven in de vraag in hoeverre er sprake is van
samenhangend beleid ten aanzien van ondermijnende criminaliteit. Ook beoogt de rekenkamer te beoordelen hoe de gemeente invulling geeft aan haar rol bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit en hoe zij daarbij haar bestuurlijke instrumentarium inzet. Tot slot beoordeelt de rekenkamer met dit rapport in hoeverre de aanpak van de gemeente van toegevoegde waarde is.De centrale vraag van het onderzoek luidt:
– In hoeverre hanteert de gemeente een adequate aanpak van ondermijning en is deze aanpak van toegevoegde waarde voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit?
De hoofdconclusies en de aanbevelingen uit het Rekenkamerrapport zijn integraal opgenomen in het raadsbesluit.
Advies commissie Veiligheid en Bestuur
In de vergadering van de commissie Veiligheid en Bestuur op 15 juli jongstleden is het rapport van dedoor de directeur van de Rekenkamer toegelicht. Daarna zijn vragen gesteld door de commissie, waarna het politieke debat met de burgemeester heeft plaatsgevonden.
De commissie heeft daarbij geadviseerd om het rapport door te geleiden naar de raad, als (A, B, C) – onderwerp.
Ontwerpbesluit:
De Raad van de gemeente Rotterdam;
gelezen het rekenkamerrapport ‘Onder de radar; Onderzoek naar aanpak ondermijnende criminaliteit’ (21bb6968);
gelet op de Gemeentewet en op artikel 12 van de Verordening Rekenkamer Rotterdam;
gehoord de beraadslagingen in de commissie Veiligheid en Bestuur van donderdag 15 juli 2021, besluit:
I) De navolgende hoofdconclusies van het rekenkamerrapport ‘Onder de radar; Onderzoek naar aanpak ondermijnende criminaliteit’ te onderschrijven:
1 De afgelopen zeven jaar heeft de gemeente voortvarend uitvoering gegeven aan de aanpak van ondermijning, hoewel de gemeente op onderdelen tegen de grenzen van haar capaciteit begint aan te lopen. De inzet van bestuurlijke maatregelen en gemeentelijke instrumenten gericht op het aanpakken van criminelen is fors toegenomen en leidt ook daadwerkelijk tot resultaten. Positief is bovendien dat er meer dan voorheen aandacht is voor resultaten op langere termijn.
2 In hoeverre het gemeentelijk beleid daadwerkelijk bijdraagt aan minder ondermijnende criminaliteit heeft de rekenkamer echter niet kunnen vaststellen. Dit komt niet alleen doordat ondermijnende criminaliteit per definitie moeilijk meetbaar is. De gemeentelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit speelt zich binnen te vrijblijvende beleidskaders af. Er zijn alleen algemene doelstellingen, uitgewerkte probleemanalyses zijn beperkt aanwezig, een helder beeld van de financiële inzet ontbreekt, de monitoring van de uitvoering en resultaten is gefragmenteerd en de verantwoording aan de raad beperkt zich tot tamelijk willekeurige hoofdlijnen. De controlerende taak van de gemeenteraad wordt hierdoor bemoeilijkt.
3 Een verklaring hiervoor is dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit zich op organische wijze heeft ontwikkeld. Activiteiten zijn op basis van signalen uit de praktijk ontstaan en zo gegroeid tot een aanpak op steeds meer thema’s en gebieden. Nadeel van deze werkwijze is dat moeilijk valt vast te stellen wanneer het beleid is geslaagd en of de gemeente haar capaciteit effectief op de goede thema’s en plekken in de stad in zet.
4 Bovendien geldt dat de term ‘ondermijning’ steeds meer is verworden tot een containerbegrip dat verwijst naar zowel klassieke gemeentelijke taken als taken op het terrein van opsporing en justitie. Dit versterkt het gebrek aan duidelijkheid over de doelen en (grenzen aan) taken van de gemeente en bemoeilijkt een concernbrede inzet op ondermijning binnen de gemeente.
5 De gemeente vervult in meer of mindere mate drie rollen in de aanpak van ondermijning.
a Een regierol die vooral blijkt in gebiedsgerichte projecten (zoals in de Spaanse Polder, op de Mathenesserweg en de Boulevard op Zuid). Deze rol past bij de gemeente, omdat zij veel verantwoordelijkheden heeft op het gebied van leefbaarheid en de inrichting van de openbare ruimte en daardoor de aangewezen partij is om de regierol in te nemen. De gemeente vult deze rol naar tevredenheid van de partners in en weet ook concrete resultaten te boeken.
b Een handhavende rol, namelijk bij het inzetten van bestuurlijke maatregelen en instrumenten. Hoewel deze inzet sterk is toegenomen, is niet van alle gebruikte maatregelen duidelijk in hoeverre deze effect hebben. Bovendien geldt dat verschillende maatregelen verstrekkende gevolgen kunnen hebben, maar dat de gemeente weinig aandacht heeft voor een proportionele inzet ervan. Ook is er bij toepassing van deze maatregelen weinig aandacht voor checks and balances vanwege de concentratie van taken bij de burgemeester.
c Een preventieve rol: dit is bij uitstek een gemeentelijke taak, maar het krijgt te weinig aandacht in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Preventieve maatregelen op het gebied van werk, scholing of schulden zijn niet gekoppeld aan de aanpak van ondermijning.
6 De toegenomen gemeentelijke inzet legt vier dilemma’s bloot over de invulling en grenzen van de gemeentelijke rol waarvan op dit moment een expliciete en onderbouwde keuze ontbreekt. Op deze dilemma’s is een keuze nodig om de kaderstellende en controlerende rol van de
gemeenteraad te versterken:
a een stevige inzet van het bestuurlijke instrumentarium versus meer waarborgen voor zorgvuldige
inzet;
b een brede versus een afgebakende definitie van ondermijning;
c een organische aanpak versus duidelijke doelstellingen;
d een projectmatige versus een generieke aanpak.
II) De aanbevelingen van het rapport ‘Onder de radar; Onderzoek naar aanpak ondermijnende criminaliteit’ over te nemen:
1 Draag zorg voor een met de raad afgestemde, onderbouwde en expliciete keuze op de volgende dilemma’s:
a in welke mate er voor de toepassing van het bestuurlijke instrumentarium striktere waarborgen
nodig zijn;
b in welke mate het begrip ‘ondermijning’ nauwer afgebakend dient te worden;
c in welke mate de aanpak organisch moet blijven en tot op welk niveau doelstellingen nodig worden geacht;
d in welke mate de aanpak projectmatig dient te blijven of dan wel een generieke aanpak nodig is.
2 Verwerk de onder aanbeveling 1 gemaakte keuzes in het veiligheidsbeleid en onderliggende projectplannen. Investeer daarnaast ook in afwegingskaders en nadere richtlijnen voor de inzet van het bestuurlijke instrumentarium.
3 Verwerk de onder aanbeveling 1 gemaakte keuzes ook in de wijze waarop de voortgang van het beleid wordt gemonitord.
4 Verwerk de onder aanbeveling 1 gemaakte keuzes ook in de verantwoording hierover aan de raad, waardoor de raad ook in de gelegenheid wordt gesteld ontwikkelingen in de aanpak en resultaten te kunnen volgen.
5 Investeer in verdere betrokkenheid van andere clusters buiten de Directie Veiligheid bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Maak hiervoor concrete afspraken over gezamenlijke prioriteiten en inzet van capaciteit.
6 Besteed meer aandacht aan preventie. Tref meer maatregelen die positief gedrag stimuleren. Draag ook zorg voor maatwerk door persoonsgerichte preventieve maatregelen te koppelen aan de getroffen repressieve maatregelen. Zoek hiervoor verbinding met de activiteiten die reeds door andere clusters worden getroffen.
III) Het college van burgemeester en wethouders op te dragen de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren en daarover uiterlijk na een half jaar aan de raad te rapporteren.
-/-